dinsdag 1 december 2015

Kadavers, arme boeren, een pater en de vuurvogel Phoenix.


Aan het einde van de negentiende eeuw was Noord Brabant een arme provincie met veel kleine keuterboertjes. Het was Pater Gerlacus van den Elsen uit de Abdij van Berne in Heeswijk, die de boeren wist te verenigen. Hij maakte ze duidelijk dat het voor hen het beste was om de handen in een te slaan. Op 17 augustus 1896 werd toen de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond (NCB) opgericht. Deze Bond heeft aan de wieg gestaan van verschillende nu nog bestaande bedrijven. Voorbeelden hiervan zijn de huidige Rabobank, Interpolis en de zuivelfabriek Campina. Hun toenmalige  vee- en vleescentrale en slachterij Dumeco is nu het huidige Vion.
In 1933 richtte de NCB in Son de “NV Destructor NCB” op, een naam, die het bedrijf tot halverwege de jaren ’50 van de vorige eeuw zou houden. In 1934 werd de fabriek gebouwd en in bedrijf genomen. Het verwerken van de kadavers en het slachtafval verliep analoog aan de processen bij andere destructiebedrijven.
De NV Destructor NCB had als eerste logo de Vuurvogel Phoenix.
 De vuurvogel Phoenix komt uit de Griekse mythologie. Het was zo’n mooie vogel, dat de Zon hem het eeuwige leven schonk. Hij bleef dan wel eeuwig leven maar hij werd wel ouder en verloor daarbij zijn jeugd en schoonheid.

Op een gegeven moment zat hij oud en zwak in een nest in een hoge palmboom. Hij smeekte toen de Zon om hem zijn jeugd en kracht terug te geven. De Zon beantwoordde dit door Phoenix te verbranden. Toen het vuur uitging waren de boom en het nest nog helemaal intakt maar Phoenix was weg. Van hem was er alleen nog maar een hoopje zilvergrijze as over. De as begon vervolgens te beven en kwam langzaam omhoog. Van onder uit de as rees toen weer een jonge Phoenix op. Deze gebeurtenissen herhaalden zich elke vijfhonderd jaar. Telkens als Phoenix zich dan weer oud en zwak begon te voelen, ging hij weer naar het nest in de palmboom en werd hij weer verbrand. Maar telkens weer herrees Phoenix versterkt, vernieuwd en verjongd uit de as.
Daarin zag men bij de Destructor NCB de overeenkomst van hun werk met Phoenix.
Welliswaar niet door verbranding maar wel door verhitting zetten zij de waardeloze en vieze kadavers weer om in waardevolle producten.


Herdenkingsbord van Pater Gerlacus van de Elzen, in het Boerenbondmuseum in Gemert
Bron: Eigen foto A.M.T.M. Oudejans

donderdag 1 oktober 2015

Oorspronkelijke plannen van de NTF voor de destructie in heel Nederland

Al bij de oprichting had de NTF al het plan om de destructie van kadavers en afgekeurd vlees voor geheel Nederland te gaan verzorgen. Zij had daarvoor Nederland in 5 districten verdeeld, met op termijn in elk district een destructor. Aanvankelijk zou – na “Burgum” er eerst een destructor in Overijssel komen, maar dit plan werd al gauw vervangen door de vestiging van het overslagstation in Haarle bij Nijverdal.  
De tweede destructor zou hierbij in Woerden terecht moeten komen. In eerste instantie zou deze destructor de provincies Noord- en Zuid Holland, Utrecht Brabant en Limburg bedienen. Hiervoor zouden - net als in Haarle bij Nijverdal - ook in deze provincies overslagstations komen. 
In een later stadium was het dus de bedoeling om elk district van zijn eigen destructor te voorzien.

Echter mede door de crisis van de jaren dertig en de tegenvallende resultaten van de eerste jaren van "Burgum" is daar niets van gekomen en werd de destructie door verschillende (gezamelijke) gemeenten , Vleeskeuringskringen en particulieren ter hand genomen.

Bron: NFF "De destructie van afgekeurd vee en vleesch (1929)

vrijdag 4 september 2015

De oprichting in 1926 van de Destructor Midwoud; Destructoren waren geen financiële vetpotten


In het Noord-Hollandse veerijke gebied nam de vleeskeuringskring Midwoud in 1925 samen met de gemeenten Midwoud,Twisk, Opperdoes, Medenblik en Wervershoof het initiatief tot het oprichten van “een installatie voor de vernietiging van afgekeurd vlees en kadavers”. In de installatie zou dit materiaal omgezet moeten worden in meststof, diermeel voor de varkens en de kippen en “technisch” vet voor bijvoorbeeld de zeepindustrie.
Door de veedichtheid waren hiervoor genoeg kadavers en afgekeurd vlees, zodat de afstand tot de destructor betrekkelijk klein. Niet alleen bleven daardoor de transportkosten beperkt maar was het materiaal wat dan in de destructor werd verwerkt nog redelijk vers en nog weinig in ontbinding, waardoor de destructor een goede kwaliteit producten kon leveren. Tenslotte was er in het gebied rond Midwoud voldoende vraag naar voer voor de beesten.

In oktober 1926 geven GS van Noord-Holland de goedkeuring aan de Hinderwetvergun-ning, die in februari van datzelfde jaar door B&W van Midwoud is voorgesteld en op 22 november 1927 werd de destructor officieel geopend.

In tegenstelling tot de NTF in Burgum was de destructor van Midwoud een geheel gemeentelijke inrichting en had daarmee primair tot doel het uitvoeren van de wettelijk aan de gemeente opgelegde verplichting tot het verwerken van kadavers en afgekeurd vlees. Het maken van winst hierop was hierbij geen uitgangspunt. Wanneer de deze destructor wel winst zou maken, dan zal deze op één of andere manier terugvloeien naar de gemeenschap.  

De NTF was een geheel particuliere firma. Zij nam welliswaar ook deze uitvoering op zich maar had daarbij als hoofddoel uiteindelijk wel het maken van winst.  
Onder andere vanwege deze verschillen, hadden beide destructoren grote belangstelling van de zijde van gemeentebesturen, slachthuisdirecties, vee- en vleeskeuringsdiensten
Zo staken in 1931 oprichtingscommissies voor Noord Brabant en de gemeenten Winterswijk, Geldermalsen hun licht op in Midwoud.

Destructiebedrijven waren geen financiële vetpot

In de beginjaren waren deastructoren bepaald geen financiële vetpot. Net als de NTF leed ook de destructor van Midwoud de eerste jaren verlies. In 1937 was dat verlies voor een gemeenteraadslid van Obdam de aanleiding om te stellen dat het werkgebied van de destructor in Midwoud gewoon te klein is, waardoor de aanvoer van materiaal te gering is”. In 1938, toen de productie van “Midwoud” 100 kg diermeel en 45 kg technisch vet per dag was, leidde dit bij de burgemeester van  Obdam tot de volgende uitspraak “vele destructoren zijn scheepjes van bijleg …..


Destructoren waren in de jaren dertig "scheepjes van bijleg"

Tekening: H. Oudejans Decoratief Tekenwerk

woensdag 19 augustus 2015

De “Eigendomskwestie” van een ……… kadaver


Nog voor de oprichting van de NTF kwamen de eerste juridische vraagstukken al boven water: namelijk het probleem van de eigendomskwestie:

Dit probleem werd meteen al in 1922 door de Keuringsveearts aangestipt. Hij schrijft namelijk
Zooals het nu gaat, kost het de gemeente zoo goed als niets. De cadavers worden ter plaatse begraven, onbruibaar gemaakt voor menschelijk of dierlijk voedsel met creolin en de zaak is daarmee afgeloopen. De eigenaar van het cadaver verzet zich daartegen niet, omdat het corpus delicti voor hem absoluut van geen waarde is. Iets anders wordt het, wanneer het verwerkt zal worden tot vleeschmeel, Daardoor krijgt het cadaver eenige waarde en de mogelijkheid bestaat nu mijns insziens, dat de eigenaar zich tegen een verwerking   van mening, dat u deze werkwijze verreweg de goedkoopste zijn.enr en Bergum vallen, lees ter hand te gaan nemen.  tot vleeschmeel en dergelijke zal verzetten. Hier is naar mijn oordeel een rechtskundige kwestie op te lossen, of de gemeente zich die cadavers mag toeeigenen om ze daarna af te staan aan de heer Nijveen, of dat ze verplicht zal zijn de eigenaars schadeloos te stellen….

Er zou een hele juridische discussie volgen:

Zo eisten de Vleeswet en de Veewet immers niet meer dan een ONBRUIKBAARMAKING voor voedsel voor mens en dier van dood vee (en van afgekeurd vlees). De wet vroeg slechts een BEWERKING en NIET de ALGEHELE VERNIETIGING  met daarbij – logischerwijs - het verlies van  eigendomsrecht. 

Er kon beweerd worden dat, na de bewerking in de fabriek, de onbruikbaarmaking is afgelopen. Dit zou kunnen betekenen dat volgens de Grondwet de oorspronkelijke eigenaar van een kadaver, ook de eigenaar van het resterend product blijft.

Met behulp van het Burgerlijk Wetboek kon men daartegenover  echter stellen dat door de bewerking een nieuwe stof is ontstaan (namelijk vet en diermeel). Die nieuwe stof blijft dan, volgens het Burgerlijk Wetboek, het eigendom van de fabrikant, in wiens fabriek die bewerking is gedaan. In dat geval is deze nieuwe eigenaar wel verplicht om de oude eigenaar een vergoeding te geven van de grondstof. En die grondstof was …..  een waardeloos  kadaver.

Uiteindelijk wordt geconstateerd dat “ Meerdere rechtsgeleerden zijn, zooals uit hunne adviezen is gebleken, van oordeel,  dat deze eigendomskwestie niet bestaat", terwijl het ook bekend is dat men aan het Ministerie overweegt eene regeling te maken die de bezwaren,  voorzoover ze  bestaan, uit den weg zal ruimen.

In elk geval behoeft dus dit punt niet in den weg te staan aan voorloopige verdere      ontwikkeling van de plannen”


bron Wikimedia Commons/File:Iustitia.svg

donderdag 6 augustus 2015

Niet de NTF maar de Eerste Friesche Lijm- en Vleeschmeelfabriek" te Wolvega

De NTF was niet het eerste destructiebedrijf in Nederland ……..

Nee want de “Eerste Friesche Lijm-en Vleeschmeelfabriek” aan de Schipsloot in Wolvega was er eerder. In dit bedrijf, dat in 1917 werd opgericht en waarvan de fabriek in al 1920 werd gebouwd  verwerkten ze kadavers tot lijm, vlees- en beendermeel. Mede door de slapte in 1921 in de markt voor vleesmeel en de daarmee gepaard gaande overproductie, moest het bedrijf in januari van dat jaar van de 50 mensen al 25-30 man tijdelijk ontslaan. De grote brand van januari 1922 heeft het bedrijf uiteindelijk de nekslag gegeven, waardoor het in maart 1923 werd geliquideerd. In juli van datzelfde jaar werden de gebouwen en installaties, waaronder een “kostbare cadaververwerkingsinstallatie”, geveild. Volgens mijn informatie is de genoemde kadaververwerkingsinstallatie een “IWELL-Laabs”.

Ik ben heel benieuwd of iemand mij blij kan maken met bijvoorbeeld foto’s, tekeningen, het genoemde veilingboekje of andere aanvullende informatie over de Eerste Friesche Lijm- en Vleeschmeelfabriek. Als dat zo is kunt U mij mailen op cat.1.boekje@kpnmail.nl



 Nieuwsblad van Friesland van 19 nov. 1920

 Leeuwarder courant van 23 juni 1923. 


zondag 19 juli 2015

Amor en kadaverbakken

Het leeg halen van de bekende betonnen kadaverbakken was niet altijd zonder gevaar. Toen er een kalf uit de bak gehaald moest worden, ging de betrokken chauffeur van de NTF “even”in de bak staan. Hoewel hij het deksel ervan wel had vast gezet, stond er een zo’n harde wind, dat het deksel toch dicht woei en de in de bak opgesloten chauffeur met geen mogelijkheid het deksel weer open kon krijgen. De arme kerel heeft dik een half uur bij het kalf in de bak gelegen totdat zijn hulpgeroep werd gehoord hij werd bevrijd.

En Amor dan?? Wat heeft die nou met die bakken van doen??
Op mijn lezingen hoor ik nog al eens, dat in de nodige dorpen de dorpsjeugd vroeger de kadaverbak als ontmoetingsplek gebruikte. Je kon daar namelijk zo mooi bovenop zitten. Voor Amor een heel geschikte plaats om met zijn pijlen menige romance te laten beginnen……………...

Bron: NTF-brochure 1993

dinsdag 14 juli 2015

Verkoopadvertentie van de NTF uit 1928 (Nieuwsblad van Friesland)



Behalve het onschadelijk maken van kadavers moest er natuurlijk ook verdiend worden.Ze werden omgezet in onschadelijke producten voor bijvoorbeeld diervoeders. Dat kon toen nog prima, omdat er nog geen BSE beter bekend als de gekke-koeien-ziekte was en alle ziektekiemen in het destructieproces geheel werden vernietigd.


woensdag 27 mei 2015

Destructie toen en nu .....

Wat en verschil…
Rond 1895 kon de grootste destructie installatie van Podewils 3500 kilo slachtafval en afgekeurd vlees per etmaal verwerken. De autoclaaf was 3,5 m. lang en had een diameter van 1,5 m  Dat was toen al heel wat. Kadavers moesten van te voren eerst worden verkleind, wat toen nog helemaal handmatig gebeurde.

Rond 1903 kreeg het slachthuis van Utrecht een “Podewils”  van 1,5 m lang en 1 m diameter. Hierin paste 600 kilo slachtafval en afgekeurd vlees. Per week verwerkten zij hiervan in twee dagen (van 12 uur) in het totaal 1200 kg..

Destructieinstallatie van Podewils uit 1895
Bron: 1908 Heft 139 App. und Transportwagen zur Verwertung von Tierkadavern  p. 11

                              

 
Nu zijn  er verschillende leveranciers met installaties van 10-15 ton per uur (en wellicht nog meer)  De lengte van zo'n hedendaagse destructieautoclaaf of "cooker" varieert ongeveer van 13 tot ruim 15 meter en de diameter kan oplopen tot een dikke 4 meter!
Deze "doet" die 60 ton, waar “Utrecht” een jaar over deed in ca 6 uur………


Bron:  bergamomia_it%2000


donderdag 26 maart 2015

De aftrap voor deze site


 Voor zover dat bij U, lezer, bestaat eerst maar even een misverstand uit de wereld helpen:
Er wordt niets vernietigd maar
Een destructie bedrijf is – simpel gezegd – een bedrijf, dat kadavers en dergelijke onschadelijk maakt en omzet in nuttige producten. Vandaag de dag zijn dat vaste en vloeibare (bio)brandstoffen voor onder andere energiecentrales.
We hebben in Nederland tegenwoordig nog maar één destructiebedrijf. Maar dat is niet altijd zo geweest. Rond de Tweede Wereldoorlog was er so-wie-so één in  bijvoorbeeld Winterswijk, Purmerend, Burgum, Midwoud, Schagen, Hansweert, Son en Dordrecht. Daarnaast hadden ook de nodige slachthuizen hun eigen destructie-apparatuur voor het onschadelijk maken en verwerken van hun eigen slachtafval.

Die bedrijven en bedrijfjes hadden met elkaar een rijke geschiedenis, waarvan het de bedoeling is, dat op deze site met artikeltjes en plaatjes de revue laten passeren. Het zal alleen niet altijd in chronologische- of bedrijfs volgorde gebeuren. 

  

Eigen foto Anne-Marie Oudejans

woensdag 25 maart 2015

Onder constructie

Deze site over de geschiedenis van de destructie in Nederland is onder constructie :-)